Wachtschip Neptunes
Foto Willem Royal Dutch Navy 1896
Foto Ontslagbrief
Verlofpas
Foto van Certificaat van Goed Gedrag
Copyright © Algemeen Rijksarchief De lotelingen Nummerverwisseling en plaatsvervanging Na de eerste zitting van de militieraad was grotendeels bekend welke lotelingen van een bepaalde lichting vrijstelling kregen. De overigen waren door de militieraad 'voor de dienst aangewezen'. Een enkeling ging hiertegen nog in beroep bij Gedeputeerde Staten van de provincie waarin hij woonde. Van de mannen die in dienst moesten liet een aantal zich vervangen. Dit was mogelijk tot de afschaffing ervan en invoering van de persoonlijke dienstplicht in 1898. In de tweede helft van de negentiende eeuw groeide het percentage van de ingelijfden dat van deze mogelijkheid gebruik maakte van vijftien naar twintig procent. Wie in dienst moest kon een nummerverwisselaar of een plaatsvervanger, ook wel remplaçant genoemd, stellen. Een nummerverwisselaar was een uitgelotene uit dezelfde lichting. Een plaatsvervanger was iemand die niet aan de loting deel had genomen en zich vrijwillig in de plaats van een ingelotene stelde. Hij moest tussen de 21 en 30 jaar oud zijn (bij een tweede vervanging niet ouder dan 35). Een overeenkomst van dienstvervanging moest in een notariële akte worden vastgelegd, die tijdens de tweede zitting van de militieraad door de betrokken dienstplichtige overgelegd diende te worden. Wie een plaatsvervanger of nummerverwisselaar stelde moest hiervoor een aanzienlijk bedrag neertellen. Voor een plaatsvervanger werd in het midden van de negentiende eeuw tussen de 500 en 600 gulden betaald. Dit liep op tot 800 gulden aan het einde van die eeuw. Een nummerverwisselaar was bijna de helft goedkoper.4 Dienstvervanging was dus een kostbare aangelegenheid. Ter vergelijking: een goede ambachtsman verdiende aan het eind van de negentiende eeuw tien gulden per week. Daarom zou je verwachten dat alleen zoons van notabelen van deze mogelijkheid gebruik maakten. Toch was dit niet zo. Ook boerenzoons - die in het bedrijf niet gemist konden worden - en ambachtslieden lieten zich vervangen. Voor de laatsten gold dat zij zich vaak in hun opleidingsperiode bevonden. Zij zouden deze bij het in dienst gaan af moeten breken en bovendien bij terugkomst maar af moeten wachten of de patroon nog een plaatsje voor hen had. Andere, maar veel minder belangrijke, motieven die een rol speelden waren van sociale aard (de risico’s van ‘zedelijk bederf' van zoonlief) of hadden een religieuze oorsprong. Of werd gekozen voor een plaatsvervanger dan we een nummerverwisselaar was afhankelijk van de kansen voor de opvolgende broer om in dienst te moeten. Het stellen van een plaatsvervanger leverde namelijk tevens vrijstelling wegens broederdienst voor de opvolgende broer op. Dit gold niet wanneer een nummerverwisselaar werd ingehuurd. Omgekeerd gold voor de plaatsvervanger zelf dat zijn dienst niet diens opvolgende broer bevrijdde van de dienstplicht. Een nummerverwisselaar ontsloeg zijn opvolgende broer wel van deze plicht. Dat verklaart tevens het prijsverschil tussen de twee vormen van dienstvervanging. Om vraag en aanbod naar dienstvervangers bij elkaar te brengen waren er bemiddelaars, die een flinke vergoeding voor hun diensten vroegen. In de eerste helft van de negentiende eeuw waren dit vooral particuliere zakenlieden. Na de Militiewet van 1861 kwamen er allerlei maatschappijen die bemiddelden en waar men zich tevens kon verzekeren tegen de risico's dat een gecontracteerde zijn verplichtingen niet nakwam. Een dienstplichtige bleef namelijk gedurende een bepaalde tijd verantwoordelijk voor zijn dienstvervanger.
Scheepvaart van Gerrit
Welkom op de website van Gerrit